Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als Achis zeide: Waar zijt gijlieden heden ingevallen? zo zeide David: [19]Tegen het zuiden van Juda, en tegen het zuiden [20]der Jerahmeelieten, en tegen het zuiden [21]der Kenieten. 19. Maar niet in het land Juda, gelijk Achis dat verstond en ook David scheen te zeggen; maar David is gevallen in die landen, die daaraan paalden, te weten, in het land der Amalekieten en van hun naburen en alzo heeft David den koning Achis, uit menselijke zwakheid, bedrogen door dubbelzinnige woorden. 20. Deze waren inwoners van het land Juda, nakomelingen van Hezron, 1 Kron.2:9,25. 21. Dezen waren de nakomelingen van Jethro, den schoonvader van Mozes. Zie de aantekeningen Richt.1:16.